Nog in Darwin merkte ik online dat heel wat hotels op Bali volzet waren. Het is immers hoogseizoen in het toerisme, door de zomervakantie in Europa en de USA. Uiteraard staan niet alle hotels op Bali online. Ik veronderstelde dat ik wel makkelijk ter plaatse een overnachtingsplek zou vinden, zoals ik meestal doe op reis. Maar de vliegreis is ’s avonds gepland. Om te voorkomen dat ik die nacht noodgedwongen op een strand zou moeten overnachten, boek ik de eerste 2 nachten in een sobere accommodatie in het stadje Sanur via Hostelworld.com. Het was ‘het eerste, het beste’ dat betaalbaar en beschikbaar was. Dat bleek geen goed idee…
Discriminatie en overmatig gebruik van alcohol
Per mail spreek ik af met deze hotelreceptie in Sanur, dat er iemand mij ophaalt aan de luchthaven in Denpasar. Na een vlotte vlucht staat de chauffeur daar met mijn naam op zijn bord, tussen honderden andere Balinezen die iemand opwachten, aan de uitgang van de internationale terminal van de Ngurah Rai Airport op Bali. Hij brengt me veilig naar het hotel, waar een klein kampvuurtje brandt, vooraan het verhoogde platform van de bar.
Daar zitten enkele oudere blanken te zuipen en te lallen. “Great”, denk ik minachtend. De Balinezen die er werken zeggen amper een woord. Ik probeer een praatje te slaan met de eigenaar, een Australiër, die diezelfde avond nog luidruchtig roept hoe lui de Balinezen zijn. Ik schaam me in zijn plaats want zijn personeel verstaat wel degelijk wat hij zegt.
De dag nadien ga ik op verkenning in het badplaatsje Sanur. Op elke hoek van de straat probeert iemand me iets te verkopen. Verkopers lopen naast me mee en slaan hun juwelen zelfs om mijn arm. Ik schrik, glimlach en zeg vriendelijk “Neen, dank je”. Ik voel me al gauw als een wandelende portemonnee. Ook is er ergens een schuldgevoel dat ik telkens ‘neen’ zeg. De mensen zijn hier immers arm.
Na veel uitleg lukt het me eindelijk om een lokale SIM-kaart aan te schaffen. Tegen het einde van de dag voel ik me moe getergerd door verkopers die me continu aanspreken.
Ik bel naar Kim, de Duitse jonge vrouw die ik in Darwin via Stine ontmoette. Zij verblijft in Legian, samen met Rebecca, een Schotse, die zij kende van haar reis door Australië. Ze stelt voor dat we morgen met ons drie naar het Elephant Camp gaan. Ik kruip vroeg mijn bed in maar kan haast geen oog dicht doen door het lawaai van de zatte mensen aan de bar, op 25 meter van mijn kamer. Als ik in het holst van de nacht naar buiten ga met een sigaret, praat ik even met een hotelwerker, die me vertelt dat het bewuste kampvuurtje een zuiveringsritueel is. Want vijf dagen geleden was er een dronken Australische vijftiger van het balkon op het eerste verdiep gevallen en ter plaatse overleden! Lichtjes geschokt van dit nieuws keer ik terug naar mijn kamer en besluit weg te gaan uit dit ‘hotel’ morgen.
Olifanten
De volgende ochtend komen Kim en Rebecca aan bij mijn hotel per taxi. Kim zegt dat ik mijn spullen bijeen moet pakken en alles mee moet nemen. Dan gaan we straks, na de olifanten, een hotelkamer zoeken in de buurt van haar hotel in Legian. Zo gezegd, zo gedaan. Ik voel me opgelucht om dit hotel sneller dan verwacht te verlaten. We springen in het busje dat ons ophaalt en naar het olifantenkamp brengt. De chauffeur spreekt geen Engels, wij spreken geen Bahasa. Meer dan een uur zijn we onderweg. We trachten ons te oriënteren op de landkaart in onze Lonely Planet. De chauffeur incasseert met enkele gebaren ons deelnamegeld wanneer hij ons dropt aan de ingang van het olifantenkamp.
Voordat het onze beurt is om een ritje te maken op de olifanten, ontmoeten we een getemde beer! Het dier komt uit Sumatra en wordt ‘honeybear’ genoemd door zijn verzorgers. Ze trakteren het beest constant met snacks, zodat het braaf op de schoot van toeristen gaat liggen voor een fotoshoot, die uiteraard niet gratis is. (Al snel zal ik leren dat NIETS gratis is op Bali.) We lachen ons krom als de beer op onze schoten wordt geplaatst. Maar de beer gedraagt zich uitermate vreemd en de ogen zien er heel verdwaasd uit… Kim en Rebecca zien dit ook. We vermoeden dat het beest is gedrogeerd.
Eén van de lokale werkers roept ons, het is onze beurt om voor de olifantenrit. Terwijl we naar de startblok stappen, lopen we voorbij de hekken waar andere olifanten staan: één van de olifanten gedraagt zich lichtjes agressief en een man geeft de olifant ervan langs met een zweep en een soort knuppel met een scherpe haak aan. De olifant brult het uit, waarschijnlijk van de pijn. Meteen voelen we ons schuldig dat we dit soort toerisme aanmoedigen door deel te nemen, want deze dieren lijken niet zo optimaal verzorgd te worden. Maar we hebben nu al betaald.
Met deze tweestrijd van gevoelens benaderen we ‘onze’ 2 olifanten, en we staan vol bewondering vlak naast hen. We voelen ons meteen vertederd door deze grijze zachtaardige reuzen. Becca en Kim gaan samen, ik ga alleen op de andere olifant. De mahout stelt zichzelf en ‘mijn’ olifant voor: ze heet Cindy en is één van de oudste olifanten op het kamp. We beginnen met onze wandeling en het is even wennen aan het schommelende gevoel. Onderweg vertelt de mahout allerlei weetjes over olifanten. Dan komen we de eerste wilde apen tegen in het regenwoud. Het landschap is hier enorm mooi. We maken vele foto’s.
Op het einde van de 1 uur durende rit gaan de olifanten door een waterpoel, waarin ze hun behoefte doen en kunnen afkoelen. Cindy sproeit met haar slurf het water uit over mij, op het commando van de mahout. Eenmaal uit het water geeft de mahout een mondharmonica aan zijn olifant, die het instrument vasthoudt en “bespeelt” met zijn slurf. De monotone geluiden van de harmonica klinken droevig. Naar mijn aanvoelen lijkt de olifant zijn gevoelens te uiten, van een droevig leven in deze gevangenis. Dan springt de mahout af van de nek van de olifant om een paar foto’s te nemen. Ik vraag hem of ik in Cindy’s nek mag zitten. Dat mag. Zodra ik huidcontact maak met Cindy, voel ik me diep geraakt. Liefst van al zou ik nu met ‘mijn’ olifant willen wegrennen en het dier de vrijheid geven. Maar dat is zinloos. Bali is een eiland met een diepe zee erom heen en teveel mensen erop die het beest toch zouden vangen. Dan volgt er nog een fotosessie op mijn vraag als ik naast Cindy sta. Ze leerde blijkbaar allerlei truukjes van haar ‘meester’ want die slurf gaat in alle richtingen uit rond mijn lijf, zelfs tussen mijn benen. Dat zorgt natuurlijk voor hilariteit en schatergelach. Bij afscheid druk ik de mahout op zijn hart dat Cindy alsjeblieft goed behandeld wordt.
Er volgt dan nog een uitgebreide lunch (inbegrepen in de deelnameprijs en absoluut lekker) en dan de taxibus terug naar Legian. Kim en Becca en ik weten nog steeds niet zeker of we er wel goed aan deden om dit olifantenkamp te bezoeken. We discussiëren erover tot we in slaap vallen, het is een lange rit terug met een verkeer van jewelste. Overal brommers en auto’s zigzag door elkaar. De uitlaatgassen zijn verstikkend. De airco staat aan en toch heeft de chauffeur zijn raam open, waardoor de wind de broeierige hitte in de auto blaast.
Prijzen en afdingen
Aangekomen in Legian, blijkt er geen plaats meer te zijn in het hotel waar Kim en Becca verblijven. De meiden gaan met me mee op zoek naar een betaalbare kamer in de directe buurt. Betaalbaar volgens mijn budget (lees: niet meer dan 30 Australische dollar voor 1 nacht) is er niet te vinden. Ok, dit is de prijs die je in Australië betaalt voor een bed in een 4-bed of 6-bed dorm en normaal gezien krijg je voor diezelfde prijs op Bali een privé-kamer, dus dat is heel wat meer luxe. Hostels bestaan immers niet op Bali. Misschien denkt de lezer nu: “Da’s toch niet veel geld, Liezy, waar zeur je nu over?”. Weet dan dat ik meestal het minst uitgeef aan accommodatie, het is tenslotte maar een slaapplaats en zolang ik er droog, warm en relatief proper kan slapen, is het prima. Maar de prijzen swingen de pan uit hier… Ik ben dan ook in de toeristische regio van Bali: de aaneengeregen badplaatsen Kuta, Legian en Seminyak zijn de meest populaire vakantieoorden. En het is nu hoogseizoen, einde juli, wanneer zowat half het rijke Westen op Bali verblijft. Ik betaal uiteindelijk 40 euro per nacht inclusief ontbijt, het goedkoopste wat ik vond in Legian die avond. Mijn budget gaat er dus snel aan geloven. Ik loop al op de toppen van mijn tenen want na al die reizen in het peperdure Australië is mijn budget klein geworden. Ondanks het feit dat ik me geïrriteerd voel door dit budgetgedoe én de verkopers die je continu aanspreken en zelfs vastklampen, verblijf ik toch 3 nachten in Legian, zodat ik dichtbij Kim en Rebecca kan zijn, omdat ik geen zin heb om alleen rond te reizen op Bali deze eerste dagen.
Afdingen blijkt ook al niet mijn grootste talent te zijn: de locals worden boos en grommelen in het Bahasa, woorden die niet bepaald netjes klinken. Soms krijg ik zelfs een hele tirade over me heen als ik probeer af te dingen. Ik schrik er echt door, vroeger ervaarde ik mensen in ontwikkelingslanden als vriendelijk en goedlachs. De prijzen van hotels en restaurants zijn even hoog als in Westerse landen, maar de kwaliteit is niet even hoogstaand. Naarmate de dagen verstrijken op Bali, voel ik me steeds sneller gefrustreerd dat je hier voor alles moet betalen, zelfs voor toiletten (die echt vies zijn, en geloof me vrij: ik heb al genoeg vieze toiletgelegenheden in de wereld gezien maar op Bali scoren ze in de top 3 van vuilste toiletten, hoor!). Kim begrijpt niet goed waarom ik me opjaag, want dat heeft geen zin, je kan de mensen toch niet veranderen en bovendien zijn ze nog steeds veel armer dan wij zijn, ook al zijn we budgetreizigers. Ze heeft natuurlijk gelijk, maar ook zij gaf toe dat ze zich irriteerde aan de constant zeurende verkopers, overal waar we liepen. Enfin, bottom line is dat ik serieus op mijn lip heb moeten bijten daar en me tegelijk schuldig heb gevoeld omwille van deze irritatie. Er zijn enkele uren gespendeerd aan zelfreflectie naar aanleiding hiervan.
Ontploffingen in tempels
De volgende dag vertrekken Kim, Rebecca en ik samen met Enrico en Naly, een Italiaans koppel dat bevriend is met Kim, op een lange daguitstap in het Oosten van Bali. We huren een mini-van met chauffeur. We dachten eerst dat hij ook een gids zou zijn voor ons, maar hij maakt snel duidelijk in zeer slecht Engels dat hij enkel rijdt en geen uitleg geeft. Gelukkig is hij een goede chauffeur. We zijn aangenaam verrast over de goede conditie van de wegen buiten de verstedelijkte gebieden. We bezoeken de tempels van KlungKung en de moedertempel Besakih en de waterpaleizen in Tirtaganga en Taman Ujung. De gebouwen en de omgeving zijn immens mooi en uniek. Tot onze verbazing zijn deze heilige oorden helemaal niet zo oud: het paleis in Tirtaganga blijkt van het begin van de 20e eeuw te zijn en is vandaag eigendom van de nazaten van lokale koninklijke familieleden.
We rijden langs de kust en daarna door de bergen, waar we prachtige uitzichten hebben op de rijstvelden en de terrassenbouw. OK, het is er mooi, maar ik moet zeggen dat de terrassen in Peru veel meer indrukwekkender waren en daar werd er minder poeha rond gemaakt. Nog voordat ik deze gedachte effectief uitspreek, zwijg ik want ik vrees dat mijn reisgenoten het ongepast zouden vinden. Ik vraag me af of ik ondertussen misschien al te veel formidabele dingen heb gezien. Is dit dan het nadeel van een fervente reizigster te zijn: de verwondering verdwijnt? Die gedachten malen nog even tijdens de heerlijke lunch dichtbij Sidemen door mijn hoofd.
In de Moedertempel van Besakih loopt een jongen ons voor de voeten en smeekt om onze gids te zijn. We kunnen hem niet van ons afschudden en stemmen stilzwijgend toe. Hij belooft ons een klein Balinees hindoeïstisch ritueel. De verschillende bloemetjes in het offerandestuk staan symbool voor vrede, gezondheid, enz… en worden één voor één met de handen naar het voorhoofd gebracht, waarop men lichtjes buigt en bidt. Een man verkleed als brahma (hogepriester) zegent ons en plakt enkele rijstkorrels op ons voorhoofd. Daarna brengen we nog een offer uit: geld, natuurlijk. Als eerste stopt Enrico een ‘offergave’ in de pot, maar de gids reageert geschokt en roept dramatisch uit dat dit niet genoeg is. Ik irriteer me aan hem en toon dit ook met mijn donderwolk-gezicht, Kim maant me aan kalm te blijven. De begeleiding van 30 minuten waarbij we amper een woord hebben verstaan, is voorbij en we geven elk 10.000 Rupiah aan de gids. Dat bedrag komt overeen met 10 euro. Opnieuw slaakt hij een kreet uit en jammert dat dit niet genoeg is, de goden zullen niet tevreden zijn en hij zou minstens 100.000 rupiah moeten krijgen, van elk van ons. NU ontplof ik dus wel! Serieus, dit is erover! Ik snauw de gids af dat hij onbeleefd is en hoort te accepteren wat we geven aan hem, er is immers helemaal geen prijs afgesproken op voorhand. “Dit is hetgeen we je geven. Wil je het of wil je het niet?”, roep ik. Hij sist iets onverstaanbaars naar me toe en rukt het geld uit de handen van Becca. Ik ren woedend naar de parking om daar tientallen verkopers letterlijk omver te lopen en achter een grote boom te gaan staan waar ik m’n boosheid uitgil. Dit heb ik nog nooit meegemaakt! De andere reisgenoten zijn onder de indruk van het gebeuren, ook over mijn boosheid. Ze proberen de situatie te vergoeilijken door de prachtige tempels te eren. Ik kalmeer langzaam aan terwijl we terug rijden naar Legian.
Vieze stranden maar heerlijke smulpartijen
De dag nadien houden we het allen rustig. Becca voelt zich ziek en blijft in bed die dag. Kim en ik wagen een rit op de brommer door het superdrukke verkeer naar het befaamde strand van Kuta. Teveel toeristen, te hoge golven, teveel verkopers, vies strand. (Echt waar. Niet overdreven.) We trappen het ontgoocheld weer af. Ik lach groen en voel me gedesillusioneerd. Ik had iets heel anders verwacht van Bali. Het enige wat me hier bevalt, is het eten.
’s Avonds gaan Kim en ik eten in een ‘warung’, dat is de benaming voor een lokaal restaurantje met hoofdzakelijk Balinese gerechten, soms ook andere Aziatische schotels. Enrico en Naly vervoegen ons en ik ben aangenaam verrast door het lekkere eten én de lage prijzen én altijd vriendelijke eigenaars die hard werken in de keuken. Hier wordt echt “homecooking” geserveerd, het was het beste restaurant van Bali wat mij betreft. De gingertea is verrukkelijk en ik word al snel verslaafd aan het gezonde warme drankje. Dan is het tijd voor afscheid van Rebecca, ze keert terug naar Australië vannacht. Nog steeds niet kiplekker helpen we haar bagage in de taxi en wuiven we haar uit.
Leave a Comment